ANCIËNNITEIT EN PRESTATIES : DIVIDE ET IMPERA

Een ochtend op de radio

‘Er zijn er die er aan denken om de anciënniteit af te schaffen meneer’ zei een man gisteren bij de bakker. Hij wist wie ik was, weet waar ik mee bezig ben, en vroeg naar mijn mening. Hij had het gehoord op de radio en hij was niet de enige. Ook ik had de reeks experten horen praten bij Hautekiet, experten met verwarrende boodschappen die zij met de glimlach en een odeur van HR-kennis uitspreidden over Vlaanderen. De odeur heeft met de woorden te maken waar ze graag mee goochelen : competenties, talent, employability, om er nog maar een paar te noemen. De woorden glijden voorbij als een zachte aardbei op een zomers bord, vlot en zoet, maar de realiteit is dat alle termen door elkaar worden gebruikt en er een stoofpot ontstaat waarvan de ingrediënten onzichtbaar en dus niet fijnzinnig gedefinieerd zijn.

Jongeren hebben meer geld nodig

Laten we de argumenten eens bekijken van de HR-expert, het luidste argument was dat jongeren meer geld nodig hebben dan ouderen én dat daarom de anciënniteit overbodig wordt. Jongere werknemers betalen een huis af, hebben jonge kinderen, dus ze hebben meer middelen nodig. In een wereld waarin bezit hoger wordt ingeschaald dan de eigen ontwikkeling is dat inderdaad zo. Daar zit voor mij de kern van ons pijnlijk gedachtengoed : bezit gaat boven persoonlijke ontwikkeling en ondernemerschap. Heeft iemand die zich mengt in deze discussie nog de studie van de krant De Morgen in gedachten, een rapport waaruit blijkt dat persoonlijke ontwikkeling en ondernemerschap bij jongeren meer naar waarde worden geschat dan een huis of een auto ? En waar is ons vertrouwen gebleven, het vertrouwen dat financiën het gevolg zijn van de juiste daden. Ik spreek niet over rijk worden, ik heb het over een evenwichtig bestaan met voldoende middelen om in rust te leven. Een evenwichtig bestaan waarin de middelen die beschikbaar zijn een gevoel van tevredenheid met zich meebrengen.

Definitie van prestatie

Laat ik het dan maar over de oudere werknemers hebben. De HR-experten in het radioprogramma gaven fijntjes aan dat oudere werknemers het al eens moeilijk hebben, dat ze niet langer kunnen volgen. In het programma dat een uur duurde kwam er pas na de tweeënvijftigste minuut een vrachtwagenchauffeur aan de lijn. Een aimabele man die even fijntjes aangaf dat het handig is om een oudere collega in het magazijn te hebben omdat die elke bout, elke schroef weet liggen. Ik betrapte mij op een glimlach omdat de vrachtwagenchauffeur met die mededeling de essentie van het woord ‘prestatie’ bloot legde. Is prestatie gerelateerd aan blinde snelheid, aan brute kracht ? Of is prestatie gelinkt aan wijsheid en efficiëntie ? Het is mijn opperste overtuiging dat de bijdrage van een werknemer aan een bedrijf in elke levensfase van die werknemer een andere betekenis heeft, waarbij het zoeken naar een gemene deler voor het woord prestatie ongepast is. Een gemene deler in een bedrijf is niet louter een artificiële meridiaan, het geheel is de optelsom der delen – elk in zijn levensfase – en net daardoor wordt het geheel meer dan de optelsom der delen. Wie van een mens een gemiddelde wil maken creëert altijd een neerwaarts gemiddelde.

De oorzaak van prestatiezucht

De HR-analyses over prestaties, en bij uitbreiding de discussie over anciënniteit, is er gekomen dankzij de prestatiegerichte multinationals. Deze bedrijven hebben overigens geen keuze, ze moeten presteren omdat hun beleggers – die zich aandeelhouders noemen – rendement willen zien op hun investeringen. Wie trager werkt, wie het ritme van deze beleggings-bedrijven niet kan volgen, gaat er uit. Daarvoor zijn door experten criteria neergeschreven waar werknemers aan moeten voldoen. Altijd handig om een gemiddelde neer te schrijven met een flou artistique die voor de interpretatie van het moment vatbaar is. Het lijkt alsof de criteria wetenschappelijk uitgepuurd zijn, maar het blijft een gereedschap dat naargelang de omstandigheden kan worden ingezet, divide et impera. Sterker nog, hoe meer de winsten worden bedreigd, hoe strenger er wordt gekeken naar de oudere werknemer. Anciënniteit kost geld, en plots zegt de minzame HR-expert op de radio dat de jongeren misschien toch wel wat meer geld nodig hebben dan de oudere generatie. Ik maak mij nog zelden boos maar dit keer doe ik dat oprecht wel.

Anciënniteit is ontstaan uit respect

Men vergeet namelijk waar die anciënniteit vandaan komt, ze is ontstaan omdat ambachtelijke bedrijven hun werknemers aan zich wilden binden, omdat ze respect wilden betuigen voor de wijsheid en efficiëntie van hun werknemers. Graag – en met nog meer overtuiging – wil ik aan de definitie van het woord prestatie nog een woord toevoegen : overdracht. Een oudere werknemer geeft zijn kennis door en doet dat in de regel in rust. Wie kan daar een prijs op zetten, op overdracht van kennis in rust.

Ik doe mijn hoed af voor bedrijven die niet in de valkuil van prestatiezucht vallen. Ambachtelijke ondernemers weten dat prestatiezucht een one way ticket naar ziekte en depressie is. Of zijn we vergeten dat steeds meer werknemers bezwijken onder de druk. Ambachtelijke ondernemers vandaag investeren in mensen, zoals Vlaamse ambachtelijke bedrijven dat historisch deden, lang voor de multinationals ons overspoelden. Anciënniteit is geen discussie waard, respect voor de werkgever en werknemer van elke generatie is dat wel, respect voor zij die de toekomst van een bedrijf garanderen. Daarom ook respect voor zij die nadenken over zinvolle criteria geënt op elke levensfase van een werknemer. Op dit terrein wil ik graag nostalgisch zijn, het was vroeger nog zo slecht niet, de tijd toen geld nog niet blind moest worden gemultipliceerd in bedrijven, een tijd waarin de aandeelhouder goed wist welk product of dienst er werd verkocht. Ze bestaan nog, zo’n bedrijven. Maar het systeem dat anciënniteit in vraag stelt is van een andere orde, het is het systeem van de multinationals en de goedgelovige politiek die zonder een visie op de materie alles zijn gang laat gaan maar ondertussen luid roept dat we de oudere werknemers langer aan het werk moeten houden. Hoe zullen we hen motiveren om dit te doen. Door de anciënniteit in vraag te stellen ? Of zullen we hen respecteren om hun bijdrage die uit meer dan louter meetbare prestaties bestaat ?

Sander Gee